De maïs die we op de tuinderij telen is suikermaïs, en bedoeld om door mensen gegeten te worden. Dit in tegenstelling tot voedermaïs die in grote hoeveelheden in Nederland geteeld wordt en bestemd is als veevoer. Bij voedermaïs worden de gevormde suikers vrijwel geheel omgezet in zetmeel, waardoor de korrel melig wordt. Bij suikermaïs vindt die omzetting maar gedeeltelijk plaats.
Maïs is een kruisbestuiver. De bestuiving vindt plaats door de wind. Bovenaan de plant zit de mannelijke bloeiwijze: een pluim met stuifmeelbloempjes. In een of meer bladoksels zit de vrouwelijke bloeikolf. Elk draadje is een vrouwelijk bloempje dat apart bevrucht moet worden. Als dat goed gaat krijg je een lekkere maïskolf. Bij sommige planten komt een deel van de maïskorrels niet tot ontwikkeling. Die zijn dan dus niet bevrucht. Dit kan gebeuren als het erg nat is in de periode dat de bevruchting plaats vindt. Het stuifmeel klontert dan aan elkaar. Bijen of andere insecten komen er niet aan te pas. Dat is ook een reden dat de bloemen onopvallend zijn. Het is niet nodig om de aandacht te trekken door een mooie vorm, kleur of geur.
Suikermaïs kan door voedermaïs bevrucht worden en wordt dan melig. Het is daarom belangrijk dat er geen voedermaïs in de buurt geteeld wordt (zo’n 200 meter).
Hoe bereiden
Bladeren en draden verwijderen. Kook de kolf of kolven ongeveer 10 minuten in een ruime hoeveelheid water. Half melk/half water levert een zachtere smaak op. Prik in de kolf om te controleren of ze gaar is. Je kan ook een korrel loshalen en proeven of die gaar is. Opdienen met boter en zout.